Over Geloof en Bijgeloof

BETTE KROKKEDILLE, BEDELARES EN HEKS VAN KOLIJNSPLAAT
Door K. de Vos.
*) Dit artikel verscheen reeds in de Middelburgsche Courant.

Als de werkeloozen van Kolijnsplaat tegen den muur van het gemeentehuis leunen, en de ouden van dagen het tabaksop op het plaveisel spuwen, dan gebeurt het, dat een oude man wel eens vol ontzag en eerbied gaat spreken over Bette Krokkedille, welke plm. 50 jaar geleden, als zeer oude vrouw te Kolijnsplaat is overleden.Wie men van deze ouderen ook hoort, Bette is een vrouw ge­weest, welke door geheel Noord-Beveland als een bijzonder type bekend stond. Maar wat veel erger was … ze stond in een kwaden reuk. Niet omdat ze steelde of roofde, maar omdat ze zòò leelijk was, dat ieder haar liever niet, dan wel ontmoette. Ook ging het gerucht, dat Bette tooveren kon.Een moeilijk en zwaar leven heeft Bette gekend. Ze was de dochter van Comelis de Kok en van Jannetje Kouwer, maar de inwoners van Kolijnsplaat, die elkaar altijd een scheldwoord ge­geven hebben, hebben haar den naam van Bette Krokkedille toebedeeld. Groote armoede en ontbering heeft het arme mensch geleden; ook toen ze getrouwd was met Comelis Timmermans. Om den kost te verdienen moet Bette gaan leuren. Ze deed dit met “solfers”. 1)

Overal kwam ze; op vrijwel ieder dorp van Noord-Beveland was ze een bekende persoonlijkheid. Bette kwam zelfs op de hoe­ven rond Kamperland. En passant bedelde ze ook. Haar handel bracht nu eenmaal veel te weinig op om zelfs een stuk brood te verdienen. En toen haar man gestorven was, werd het nog erger.Langen tijd heeft Bette in den Lepelhoek gewoond, waar thans de heer P. Korsuize woont. Toen ze ging verhuizen uit de kleine woning kwam ze terecht in een kelder. Deze kelder bevindt zich thans nog onder het café “Juliana” te Kolijnsplaat. In dezen tijd ging Bette als zeer actieve vrouw, de zaken uit­breiden. Ze ging een lommerd oprichten. Nu was er te Kolijnsplaat in dien tijd groote armoede, evenals dit overal in de tweede helft der vorige eeuw in vrijwel geheel Nederland was. Door de armoede gedreven, brachten de arme bewoners van Kolijnsplaat hun have en goed naar den lommer van Bette. Ze kregen dan enkele stuivers van Bette voor het pand, en konden daarvoor weer een brood koopen. Van dat gekochte brood eischte Bette altijd het bovenste korsje. Toen Bette weer eens aan het leuren was, werd ze opgepakt wegens bedelarij. Volgens den volksmond werd ze toen naar “Dommeschans” gebracht, waar het arme mensch dwangarbeid moest verrichten. Met “Dommeschans” wordt schijnlijk bedoeld de bekende bedelaars- en strafkolonie van de Mij. van Weldadigheid de Ommerschans in Overijsel, welke kolonie sinds. eenige jaren opgegeven is 2). In de “Schans”, zoo als de volksmond zegt, werd Bette voor den ploeg gespannen, en moest dan evenals een paard of een os, den ploeg trekken!!! Als de verteller tot hiertoe gekomen is, zwijgt hij even, om te zien welk effect zijn woorden op de aanwezigen maken. Maar de werkeloozen steken hun handen nog wat dieper in de zakken en een gevoelig persoon zegt: “Da’s gemêen”.De verteller vervolgt: “Maar erger dan alle grove beleed!gingen was het, dat Bette, overal waar ze kwam, geschuwd werd. De kinderen waren overal bang voor haar. Zelfs nu, nu deze kinderen zestigjarigen geworden zijn, gruwt men nog van haar als men over haar spreekt of denkt.Bette liet dan ook een machtigen indruk na. Ze ging n.l. altijd op stap met een grooten staf in haar hand. Altijd droeg ze een kort wit Noord,Bevelandsch mutsje, dat tot op halverwege haar rug hing. Op die muts droeg Bette een ouderwetschen kaphoed, die op haar tochten haar grooten krommen neus bedekte. Zooals ik hierboven reeds schreef, kon Bette ook tooveren. Op Kolijnsplaat vernam ik van iemand, dat ze b.v. de boerderij van Koo de Looff aan den Stekeldijk naar Kamperland betooverd had.Op deze hoeve woont thans de heer Laban van der Maas. Op Kamperland werd mij bevestigd, dat Bette de boerderij betooverd heeft; doch op hetzelfde dorp sprak ik weer een ander persoon, die den zoon van den heer van de hofstede voor den schuldige aanwees.Ik vernam, dat het op die hofstede erg gesteld was met de spokerij. De paarden waren soms als bezeten en konden niet tot bedaren komen. Ze rammelden aan kettingen, vraten niet, en keken verschrikt om zich heen. Wagens kwamen uit zichzelf in beweging en reden uit zichzelf over de hofstede. Het was zelfs zóó erg, dat men erwten uit de vate (drinkput voor dieren) mende! Een klein kind kon men niet in “de pak” krijgen, kabinetsdeuren vlogen op onverklaarbare manier open, kleeren vlogen uit die kast op den vloer en het zilvergeld rolde in al zijn hoeveelheid over de matten van den ‘uzen 3). Lichtjes dwaalden rond; er werd geloopen en geklopt zonder dat men iets zag, en het werd zelfs zóó erg dat de goot in den regenbak ging loopen terwijl het buiten in het geheel niet regende of geregend had. Het was voor de betrokken personen een miserabel geval.De één beschuldigde den zoon van den heer van de hoeve van van de spokerijen; een andere Bette Krokkedille van Kolijnsplaat.Dit is zoo gegaan, totdat er eens iemand op de hofstede kwam. Mij wist, wat er omging, en zou de familie eens helpen. En hij heeft het gedaan ook!Er waren twee zwarte hanen op de hoeve, en als de boer die maar dood wilde doen, dan zou de spokerij opeens finaal uit zijn. De boer heeft de hanen gauw den kop afgekapt, en werkelijk … dat hielp. Men heeft nooit geen last meer van de spoken gehad. Maar Bette Krokkedille was dien eigensten dag gestorven….


Kleine Biografie van “Bette Krokkedille”

Haar echte naam was Elizabeth de Kok.
Zij was een dochter van Cornelis de Kok, arbeider, en Adriaan Marinussen.
Had nog twee jongere zussen namelijk; Paulina de Kok (1816-1864) en Maria de Kok (1819-1819)

Elizabeth de Kok werd geboren op 11 september 1814 te Colijnsplaat.
Overleden 26 april 1889 te Colijnsplaat.

Ze trouwde eerste maal met:

Pieter Slimmen, arbeider, geboren te Colijnsplaat in 1812 als zoon van Pieter
Slimmen en Adriana Hollestelle. Hij overleed op 5 september 1842 te Leeuwarden.

Na zijn dood trouwde zij met:
Cornelis Timmerman, arbeider, geboren 28 februari 1810 te Colijnsplaat.
Overleden 12 mei 1871 te Colijnsplaat.

Uit de twee huwelijken zijn geen kinderen geboren.
In Colijnsplaat kreeg zij de bijnaam “Bette Krokkedille, de heks van Colijnsplaat”.


Noot:
1 ) lucifers.
2) inlichting van Drs. Meertens, &eer. Volksk..Comm. der Kon. Ac. Voor K. en W. te Amsterdam.
3) kamer.

[bron: blad “Eigen Volk”. Kopie aanwezig in het Zeeuws Documentatiecentrum, Middelburg, onder Folklore]

Uit poster “Over geloof en bijgeloof”. Open Archiefdag in Goes, 14 oktober 2006.
Tekening D.J. Oreel, Goes.
Met dank aan het Gemeentearchief Goes voor het gebruik van de afbeelding, juni 2007.